vrijdag 29 mei 2009

‘Homocaust’ in Brazilië

Het aantal homomoorden is in 2008 met 55% toegenomen ten opzichte van het jaar voordien. Homorechtenactivisten spreken van een ‘homocaust’. Vorig jaar werden er 190 homoseksuelen vermoord. Daarmee is Brazilië de absolute koploper van de wereld. Sinds 1980 zijn er in Brazilië bijna 3000 homomoorden gepleegd.

De cijfers komen uit het jaarrapport over Moorden op Homoseksuelen van de Grupo Gay da Bahía (GGB) dat zich baseert op mediaberichten. Hoe betrouwbaar of representatief voor de werkelijkheid deze cijfers zijn is niet duidelijk. In het onderzoek staat Mexico op de tweede plaats 35 moorden. De VS krijgt brons met 25 homomoorden.

Volgens de GGB-voorzitter Marcelo Cerqueira valt de spectaculaire stijging in 2008 gedeeltelijk te verklaren door een betere registratie. Toch neemt homofoob geweld toe. Cerqueira wijst met de vinger naar de media die in amusementsprogramma’s vaak de spot drijven met homo’s. Hij pleit voor de oprichting van speciale politiecommissariaten en voor schoolprogramma’s die met seksuele diversiteit leren omgaan.

Favela’s worden kogelvrij

Beleidsmakers in Brazilië die het geweld in de sloppenwijken willen terugdringen zijn boos over de manier waarop een nieuw bouwmateriaal wordt aanbevolen door de fabrikant. “Zo sterk dat ze ook kogels kunnen tegen houden.” Sommige beleidsmakers vinden het pervers dat het extreme geweld zo banaal wordt benaderd.

De Braziliaanse overheid is wel van plan het nieuwe bouwmateriaal massaal te gebruiken. Het zou goedkoop en milieuvriendelijk zijn. Het gaat om holle blokken uit versterkt piepschuim. De holtes worden nadien opgevuld met cement en puin waardoor de muren heel sterk en isolerend worden.

Al reageren sommige beleidsmakers verontwaardigd op het feit dat het nieuwe bouwmateriaal ‘bullet proof’ is, de bewoners van de favela’s reageerden eerder enthousiast. Zij zijn maar al te vaak slachtoffer van schietpartijen tussen bendes en de politie. Met kogelvrije muren zouden zij iets beter slapen.

maandag 18 mei 2009

Brida

Brida, van de Braziliaanse schrijver Paulo Coelho

Na zijn bestseller “De Alchemist”, probeert Coelho zich weer te verdiepen in de mystieke wereld van de hekserij. Hij volgt de 21-jarige Brida, die met hulp van de Meester en de Magiër op zoek is naar zichzelf. Brida wordt ondergedompeld in een wereld van rituelen, reïncarnatie en symboliek. Zo wilt ze een volwaardige heks worden om haar ware liefde, haar Andere Deel te vinden.

Magiër, Traditie van de Maan en de Zon,… Ieder woord dat voor Coelho van grote betekenis is, wordt met hoofdletter benoemd, tot het vervelende toe. Ondanks de mooie omschrijvingen en diepere symboliek, valt het boek heel vaak terug op clichés. Het einde is voorspelbaar, maar echte fans van Coelho zullen het wel weten te smaken.

Toch kan je Coelho’s talent niet ontkennen. Af en toe komen er literair hoogstaande zinnen uit zijn pen, of leuke zinnen als: “Zelfs een klok die stuk is, geeft twee keer per dag het juiste uur.” Brida is in ieder geval geen boek voor de nuchtere mens die niet gelooft in het spirituele. Zij die geloven in de typische magie à la Charmed en Buffy the Vampire Slayer, zullen niet teleurgesteld worden.

“Zonder maatschappelijk draagvlak blijft straatkinderenprobleem in Brazilië bestaan”

Brazilië, dat zijn exotische danseressen, carnaval en capoeira. Maar hoe zit het met de problemen van dit geïndustrialiseerde land: steden die uit hun voegen barsten, extreme armoede, hoge criminaliteitscijfers en miljoenen straatkinderen. Professor M. Bayer, van de Universiteit van Utrecht, is gespecialiseerd in Brazilië.

Wat is er bijzonder aan de problemen van Brazilië?
Het bijzondere aan Brazilië is de paradox, het is een land van extreme tegenstellingen. Brazilië is een van de meest vooruitstrevende economieën in de wereld. Het heeft een rijke cultuur en het is een democratie. Toch leven miljoenen mensen in extreme armoede. Het aantal ondervoeden wordt geschat op 23 tot 55 miljoen mensen, op een populatie van 186 miljoen. Dat zijn gigantische aantallen, onaanvaardbaar in een relatief rijk land als Brazilië.
Er is een welvaartskloof?
Inderdaad, het verschil tussen arm en rijk is opvallend groot in Brazilië. Het verschil in inkomen is het grootste van alle geïndustrialiseerde landen in de wereld. De armste 20 procent van de bevolking verdient nog geen 3 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de rijkste 20 procent van het land verdient 60 procent van het BBP. Het rijkste deel van de bevolking verdient dus 20 à 25 keer meer dan het armste deel.
Bedreigt die kloof de stabiliteit van het land?
De politieke stabiliteit wordt niet bedreigd. Brazilië heeft redelijk stevige politieke structuren en de politieke impact van de miljoenen armen is daar simpelweg niet groot genoeg voor. Maar het spreekt voor zich dat geen enkel land zich zo’n kloof in rijkdom kan permitteren op de lange termijn. De sociale stabiliteit wordt volgens mij wel bedreigd, en op termijn zou dat de hele samenleving kunnen ontwrichten.
Op welke manier wordt die stabiliteit bedreigd?
Er zijn twee problemen die de stabiliteit kunnen bedreigen, en beiden houden direct verband met de extreme armoede. Je hebt het gigantische probleem van de ‘sem-terra’, de grondlozen. Zij staan voortdurend in conflict met de grootgrondbezitters. Voor de sem-terra is dat een ongelijke strijd want grootgrondbezitters hebben veel politieke invloed in Brazilië. Het tweede probleem heeft daarmee te maken: de enorme landvlucht. De urbanisatie is honderd jaar geleden al begonnen en zeker de laatste vijftig jaar zijn veel mensen naar de steden getrokken. Dat betekent in cijfers dat 83 procent van de 186 miljoen inwoners in steden leeft. Vandaar de vele steden met meer dan 20 miljoen inwoners. Het gaat om mensen die naar de steden trekken in de hoop er een beter leven te vinden. In de regel belanden zij in krottenwijken, de favela’s.
Wat zijn die favela’s precies?
Favela’s zijn illegaal gebouwde wijken aan de rand van grote steden. Mensen, vooral inwijkelingen, met weinig of geen inkomen die geen huishuur kunnen betalen, belanden in zo’n wijken. In de favela’s ontbreekt elke basisinfrastructuur. Er zijn geen rioleringen of wegen en er is geen watervoorziening. Mensen beschikken alleen over grondwater dat ze zelf gecontamineerd hebben. De extreme armoede en de wetteloosheid zijn belangrijke oorzaken van de hoge criminaliteit in die wijken. Het is ook in de favela’s dat de problematiek van de straatkinderen is geëscaleerd. De familie van die kinderen kan hen niet meer onderhouden of is gestorven waardoor de kinderen op straat belanden. Het aantal straatkinderen wordt op 200.000 tot 8 miljoen geschat. Ik denkt dat die laatste schatting de meest realistische is.
Hoe kan het probleem van de straatkinderen opgelost worden?
Ik ben heel pessimistisch. Uiteindelijk kan alleen de Braziliaanse civiele maatschappij daar een einde aan maken. En daar zit nu net het probleem. Bij ons spreken we al eens over de verruwing van de maatschappij. In Brazilië is die verruwing nog veel extremer. Als twintig of dertig jaar geleden straatkinderen nog als slachtoffers werden gezien dan zijn ze nu criminelen geworden in de ogen van de publieke opinie. Mensen zijn het beu dat ze worden bestolen en dat er soms doden vallen bij gewelddadige overvallen van kleine boefjes. Ze realiseren zich niet dat die kinderen proberen te overleven in een stedelijke jungle. Met dat onbegrip belanden we terug bij het begin van ons gesprek: de kloof tussen arm en rijk. De verschillende klassen zijn te veel van elkaar vervreemd om zich te kunnen inleven in bijvoorbeeld het lot van kinderen die op straat leven.
Een oplossing is er dus niet?
Die harde houding in de samenleving maakt dat er geen maatschappelijk draagvlak bestaat voor een echte oplossing voor dit samenlevingsprobleem. Zonder maatschappelijk draagvlak zal dit blijven aanslepen.

"De miserie neemt toe"

André Bilsen ondersteunt met zijn organisatie SOS Abandonados twee scholen om Braziliaanse kinderen van de straat te houden. Al is Bilsen niet optimistisch, hij weigert de moed te laten zakken.

Hoeveel straatkinderen lopen er in Brazilië rond?
BILSEN: Het hangt ervan af wat je straatkinderen noemt. Je hebt veel kinderen die bij hun familie wonen maar die op straat geld proberen te verdienen door auto’s te wassen of eten te verkopen. Zij worden ook straatkinderen genoemd. Wij noemen hen ‘kleine arbeiders’. Dat is minder discrimerend.
En hebt u dan een idee hoeveel ‘echte’ straatkinderen er zijn?
BILSEN: Dat is moeilijk in te schatten. Als je enkel de kinderen neemt die dag en nacht op straat leven dan zou honderd kinderen voor een stad als Manaos met anderhalf miljoen inwoners al veel zijn.
Wordt de problematiek van de straatkinderen in het Westen dan overschat?
BILSEN: Het wordt niet overschat, het wordt wel op één hoop gegooid. Er is nog een derde groep die je straatkinderen kunt noemen: de galera’s. Dat zijn jeugdbendes, vaak kinderen van nog maar twaalf jaar, die echt al crimineel bezig zijn. Die bendes houden zich vooral bezig met het dealen van drugs, dat is het grote probleem op dit ogenblik. Elke dealer heeft zijn wijk die hij met een paar volwassenen controleert, met daarrond een groep jongeren die de drugs verkopen. De jongeren gebruiken koeriers van vaak amper zes jaar oud. In Manaos zijn er vaak dodelijke incidenten en in Rio heerst er echt een drugsoorlog. Zo zijn er twee maanden geleden enkele tientallen bendeleden, kinderen, gedood in een conflict met de politie. In Rio is het zelfs zo erg dat het leger is ingeschakeld. Als je de galera’s bij de straatkinderen rekent, is het een gigantisch aantal, net omdat de drugswereld zo uitgebreid is. Dan spreken we over vele honderdduizenden in heel Brazilië.
Hoe staat de publieke opinie tegenover straatkinderen?
BILSEN: De middenklasse en de rijken staan heel afwijzend tegenover straatkinderen. De winkeliers huren nog altijd veiligheidsmensen in die hun winkels en winkelstraten moeten beschermen. Op welke manier dat gebeurt, vinden de winkeliers niet belangrijk. Zelfs de politie gedraagt zich crimineel tegenover de straatkinderen.
Maar wat vindt het publiek zelf?
BILSEN: Het publiek staat ook vijandig tegenover straatkinderen omdat het publiek vaak het slachtoffer is van kleine delinquenten. Straatkinderen bouwen net een reputatie op door veel overvallen te plegen. Zo heb je bijvoorbeeld negentig procent kans om overvallen te worden als je ’s avonds alleen loopt op Copabana, het bekendste strand van Rio. En wie overvallen wordt, begint haat te koesteren tegenover de overvaller. Dat gebeurt zoveel in Brazilië dat heel veel mensen haat beginnen te koesteren tegen alle armen. Dat is het tragische: alle mensen uit arme wijken worden over dezelfde kam geschoren.
Wordt u daar niet moedeloos van?
BILSEN: Nee. Als je moedeloos bent, gebeurt er niets meer, hé. Het geweld neemt wel toe, maar als je niets doet, wordt het nog erger. Mauazinho, de krottenwijk waar een school van ons staat, is echt veranderd door de aanwezigheid van de school. Zonder die ene school zouden meer dan duizend kinderen op straat rondhangen, geen vorming krijgen en dus geen kans maken op de arbeidsmarkt. Ook de ouders worden betrokken bij de school: het gaat echt over duizenden mensen. Als zo’n wijk begint te verbeteren komt de gemeente misschien asfalt leggen of riolering bouwen. Een bescheiden project kan echt een hele wijk in een positieve spiraal brengen.
Maar verschuift de bittere armoede dan niet gewoon?
BILSEN: Ja, dat klopt. De armoede verschuift want er komen altijd meer mensen van het binnenland naar de steden op zoek naar werk. Maar zij zijn ongeschoold en vinden geen werk. In Brazilië noemt men dat de inmenzao. Zij verenigen zich en bezetten een stuk grond aan de rand van een stad en creëren alsmaar nieuwe krottenwijken. De miserie neemt dus toe.